“Pak een stoel,” zegt de vrouw als Kitty haar bezoekt. “Leuk om even met iemand te praten.”
“En leuk dat je zo gastvrij bent!” zegt Kitty.
“Heb je een man?” vraagt de vrouw.
“Nee,” zegt Kitty. “Dat is niet nodig.”
“Je hebt ook dieren,” zegt de vrouw. “Maar niet alle dieren zijn zoals mensen. Je hebt bijvoorbeeld een poes of een hondje. Woef woef!” blaft de vrouw. “En zonder man kun je centjes verdienen.”
“Heb jij dat ook gedaan?” vraagt Kitty.
“Ik mocht naar bewaarschool,” zegt de vrouw. “Dat bestond eerder niet. En toen de grote school en de ulo.”
“En de kweekschool,” vult Kitty aan. “Om tomaten te kweken.”
“O nee!” roept de vrouw. “Geen tomaten. Daar kweken ze schooljuffrouwen. Ze zeiden: ‘jij bent een klein wichtje, maar pĂenter.’ Kijk eens hoe klein ik ben,” zegt de vrouw en staat op uit haar stoel.
“Sjonge dat is klein,” zegt Kitty, want de vrouw komt nog niet tot Kitty’s kin.
De vrouw hupt op en neer. “En ik ben gezond!” zegt ze.
Een andere vrouw is boos. Ze zegt: “ga hier maar op de grond zitten.”
Kitty gaat naast haar op de grond zitten.
“Wat heb je met mijn tas gedaan!” roept de vrouw.
“De tas staat achter je,” zegt Kitty. “Ik heb hem bewaakt als een hond. Iedereen die er aan zat heb ik gebeten.”
“Dat heb je goed gedaan,” zegt de vrouw opgelucht. Ze kijkt Kitty lachend aan.
“Wat leuk dat je er bent. Je moet gauw weer komen,” zegt de vrouw en geeft Kitty een knuffel.
Bladwijzer de permalink.