“Goedemorgen,” zegt Kitty tegen de oudste man van het tehuis.
De man lacht. Zijn been heeft hij over de rand van het ledikant gelegd.
“Ga je weg?” vraagt Kitty.
“Ik ga naar huis,” zegt de man, “naar moeder.”
Kitty pakt de handen van de man. Hij knijpt flink.
“O jee, wat ben jij sterk,” zegt Kitty.
De man maakt worstelbewegingen om te laten zien dat hij echt sterk is en lacht om Kitty die haar balans zoekt.
“Dan kun je vast ook sporten,” zegt Kitty en gooit een balletje naar de man.
Hij vangt hem en begint te juichen.
“Alsjeblieft,” zegt de man en geeft de bal terug.
Kitty steekt haar handen door de spijlen van zijn ledikant.
“Handen!” zegt de man verbaasd en hij pakt ze in de zijne. Hij onderzoekt de handen van alle kanten.
In een stoel kijkt een man met grote vrolijke ogen als Kitty bij hem komt.
“Meneer, ken je deze man?” vraagt hij aan de zuster.
“Nee,” zegt Kitty, “en jij hebt me ook nog nooit gezien.”
“Je ziet er wel mooi uit!” zegt de man.
“Ja, ik dacht ik dof me op want misschien ben je jarig,” zegt Kitty.
“Dat zou kunnen,” zegt de man en samen met Kitty zingt hij ‘lang zal die leven.’
“Goed hoor!” roept een andere man.
“Dat is niet mijn man,” zegt de man, “maar ik ken hem wel.”
“Is hij ook aardig?” vraagt Kitty.
“Ja,” zegt de man, “hij kan heel lelijk aardig zijn.”
Aardige man
Bladwijzer de permalink.