“Hè, woon jij hier ook?” vraagt de vrouw als Kitty haar kamer binnenkomt.
“Ik woon in een stad met allemaal kerken,” zegt Kitty. ”
“Heb je Jezus daar al eens gezien?” vraagt de vrouw.
“Ik heb Jezus nog nooit ontmoet,” zegt Kitty. “Jij wel?”
“Eén keer, op Golgotha,” zegt de vrouw. “Daar stonden twee kruizen. Die waren beide bezet.”
“Jij wil toch niet aan het kruis hangen?” vraagt Kitty.
“Ik ben al honderddrie,” zegt de vrouw. “Ik wil wel gaan.”
“Wie hingen daar aan de kruizen dan?” vraagt Kitty.
“Jezus en Judas. Maar morgen wordt ik begraven. En dan gaan Jezus en Judas ook mee.”
“Zal ik ook mee gaan?” vraagt Kitty.
De vrouw lacht. “We gaan wel drie meter onder de grond, in een kist,” zegt ze.
“Dan denk ik dat ik er niet bij pas met m’n dikke kont,” zegt Kitty.
De vrouw giert van het lachen.
“Er moet wel een deksel op,” zegt ze.
Een andere vrouw die alleen zit zegt “auw!” en wijst op haar vinger. Kitty pakt haar hand en tuit haar lippen richting de zere vinger. De vrouw drukt haar hand tegen Kitty’s mond en krijgt er een kus op.
De vrouw vertelt een heel verhaal waarin klanken en getallen afwisselen. Ze kijkt zorgelijk.
Kitty begint aan een liedje. De vrouw begint mee te zingen.
“Fluiten kan ook,” zegt Kitty, en fluit de eerste regel van het liedje.
De vrouw fluit het liedje vervolgens tot het eind en dan nog eens opnieuw.
Kitty neemt daarna afscheid.
“Ik kom gauw weer,” zegt Kitty tegen haar.
“Wat leuk,” zegt de vrouw. “Bedankt hoor, heel leuk!”
Begraven
Bladwijzer de permalink.