In de vensterbank ligt de afdelingskat.
“Wat een lieve kat,” zegt Kitty tegen de man.
“Waar? Die rotkat!” zegt hij.
“Mijn man houdt erg van vogeltjes,” zegt zijn vrouw. “En je hebt ons huis zelf gebouwd.”
“Potverdomme,” zegt de man, “het is ook altijd hetzelfde.”
“Nu ben je welverdiend met pensioen denk ik,” zegt Kitty.
“Ja, ik krijg twee rijksdaalders,” zegt hij.
Een vrouw in bed heeft ook bezoek.
“Wat zie jij er mooi uit,” zegt haar man, “kom je wat plezier brengen?”
“Mijn vrouw reageert niet meer,” zegt de man huilend, “al tien jaar.”
De vrouw maakte vroeger muziek en Kitty zingt wat liedjes voor haar. Haar ogen en mond gaan open als ze de muziek hoort.
“Ik heb geprobeerd mee te zingen,” zegt de echtgenoot, “maar mijn stem wil niet.” Er komen tranen uit zijn ogen.
Een jarige man heeft zijn zwager op bezoek. Kitty zingt ‘lang zal die leven.’ De jarige man stelt het op prijs dat het ‘hiep hiep hoera!’ precies drie keer wordt geroepen.
“Heb je een onderscheiding?” vraagt Kitty, wijzend op het embleem op zijn trui.
“Nee ik ben nergens goed in,” zegt de jarige man.
“Of ja! Aardappels schillen, dat kan ik goed. Mijn zwager, daar heb je niks aan. Je mag hem wel hebben voor vijf euro.”