Clowntje


De vrouw rijdt met de rollator tot vlak voor Kitty’s voeten.
Ze kijkt Kitty aan en glimlacht. “Het is weer zondag,” zegt ze dan.
“Tijd om met de baby te wandelen,” zegt Kitty.
“Als mijn moeder dat zou zien,” zegt de vrouw en ze plukt denkbeeldige draden van haar babypop die in het mandje ligt.
“Hoezo? Je zorgt toch goed voor de baby?” vraagt Kitty.
“Niet altijd,” zegt de vrouw. “Ik zet ‘em hier neer.” Ze zet de rollator in de hoek van de kamer.
“Dat is een goed plekje,” zegt Kitty.
“Want o, áls… dan word ik razend!” zegt de vrouw.
Kitty komt in de kamer van een andere vrouw.
“Hallo clowntje!” zegt ze. “Ga maar zitten. Maak je muziek?”
“Ik maak muziek die heel oud is,” zegt Kitty. “Je kent het vast niet.” Kitty zingt een lied van Joh. de Heer en de vrouw zingt mee.
“Nou clowntje, dat ken ik wèl, van school,” zegt de vrouw. “En ik zong zulke liedjes in een koor.”
“O, daarom deed je het beter dan ik,” zegt Kitty. “Maar deze ken je vast niet!” Kitty speelt ‘Hoeperdepoep’.
Eerst staart de vrouw met een vies gezicht. Dan zingt ze mee.
“Goh zong je deze ook met het koor?” vraagt Kitty.
“Nee clowntje, dat deden we niet. We zongen vooral Franse liederen. Hoe kom je eigenlijk aan zo’n neus?”
“Die kun je kopen in de feestwinkel,” zegt Kitty. De vrouw knikt. “Maar ik ben ermee geboren.”
“Ja clowntje, jíj bent zo geboren,” zegt de vrouw. “Is het een tomaat?”
“Ja,” zegt Kitty. “Als ‘ie rijp is valt ‘ie eraf en dan komt er een nieuwe.”
“Een nòg mooiere!” zegt de vrouw. “Dan moet je weer komen om het mij te laten zien!”

Bladwijzer de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *