Dromer


Eindelijk wil de vrouw aan Kitty haar naam vertellen.
“Wat een mooie naam,” zegt Kitty. “Heel romantisch.”
“Ha!” roept de vrouw. “Mijn man is totaal niet romantisch. Broodnuchter.”
“Is dat jammer?” vraagt Kitty.
“Welnee, je moet je de kaas toch niet van je brood laten eten,” zegt de vrouw. “Doe jij dat wel dan?”
“Um… ja, ik geloof van wel,” zegt Kitty. “Ik ben een dromer.”
“Dat is niet goe-oed,” zegt de vrouw.
“Het is wel goed, maar het is niet handig,” zegt Kitty.
“Oh, dat zeg je mooi,” zegt de vrouw.
“Jij bent ook een dromer geloof ik,” zegt Kitty tegen een stille vrouw.
De vrouw knikt. “Erg hè!” zegt ze zacht.
“Nou, dromers hebben vaak kunstzinnig talent,” zegt Kitty. “Heb je geschilderd?”
“Nee, piano gespeeld!” zegt de vrouw. “Dat kan ik niet meer. Ik heb niks meer aan mijn leven. Daarom kom ik hier,” zegt ze glimlachend. “Ik woon eigenlijk op een andere afdeling.”
Uit de gang klinkt pianospel. Een familielid zit een melancholische melodie te spelen. Kitty vraagt de man in de rolstoel of hij mee wil naar de gang. De man trekt een angstig gezicht.
“Het gaat goed,” zegt Kitty. “We doen het samen.”
Op de vide is de muziek beter hoorbaar. De man buigt naar waar het geluid vandaan komt. Zijn voet tikt ritmisch tegen de balustrade.
“Dat klinkt goed hè?” vraagt Kitty.
De man spert zijn mond open. Onverstaanbaar zegt hij iets vrolijks.
“Vind je het mooi,” zegt Kitty.
Hij kijkt Kitty aan. “Mooi,” zegt hij.

Bladwijzer de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *