De vrouw ligt op bed en kijkt Kitty aan.
“Wat een mooi strikkie!” zegt ze. “Heb je veel jongens achter je aan?”
“Een stuk of zes,” zegt Kitty.
De vrouw lacht. “Ze hangen aan je rokken,” zegt ze.
“En ik ren weg,” zegt Kitty. “Maar met de snelste jongen zal ik trouwen.”
“Die wil je kussen,” zegt de vrouw. “Dat wil ik ook wel!”
Kitty kust de vrouw op haar voorhoofd en hand.
“Ja, zo doen die jongens dat,” zegt de vrouw.
De buurvrouw heeft een pop van een heks in haar kamer.
“Word ik betoverd?” vraagt Kitty.
“Ze toveren er een neus bij,” zegt de vrouw. “Die komt precies tussen de ogen.”
“Dan moet ik oppassen,” zegt Kitty. “Ik geloof niet dat dat mooi staat.”
“Het is ook niet voor jou,” zegt de vrouw.
“Dan hoef ik dus niet bang te zijn?” vraagt Kitty.
“Jij mag hier gewoon komen,” zegt de vrouw.
Kitty perst zich naast een andere vrouw op haar stoel.
“Dit past zo wel toch?” vraagt Kitty.
“Ik hou van je dus jij mag hier zitten,” zegt de vrouw. “Heb je al een baby?”
“Nee,” zegt Kitty. “Hoe kom ik daar aan… Uit de boerenkool?”
“Dat is te koud,” zegt de vrouw. “Ik geloof dat het een fabeltje is. Voor een baby ga je naar ‘de winkel van Sinkel’. Die verkoopt alles.”
De vrouw wijst naar een slapende man. “Vind je dat een lĂ©uke man?” vraagt ze.
“Dat is een leuke man,” zegt Kitty, “want hij doet geen vlieg kwaad.”
“Die vlieg is nu allang weggevlogen,” zegt de vrouw. “Heb jij wel eens een vlieg doodgeslagen?”
“Nee,” zegt Kitty. “Ik ben een echte dierenvriend. Daarom hou ik ook van jou!”
“Haha,” lacht de vrouw, “jij denkt dat ik een dier ben! Nou ja, je bent wel een goed mens.”
Fabeltjes
Bladwijzer de permalink.