De oudste vrouw is jarig en Kitty zingt ‘lang zal ze leven’ met haar. Dan feliciteert Kitty de vrouw.
“Ik ben niet jarig hoor,” zegt ze. “Ik ben in februari jarig. Het is nu januari.”
“Ah,” zegt Kitty. “Er hangen wel kleurige vlaggetjes.”
De vrouw telt ze. “Negen! Dat is niet zo mooi. Dat moeten er tien zijn.”
“Of honderdvijf,” zegt Kitty. “Je bent honderdvijf jaar geworden!”
“Zó oud? Dat is niet best,” zegt de vrouw. “Nee, ik ben een jonge deerne.”
“Hotverdikke! Hotverdikke!” roept een vrouw die niet jarig is.
Kitty gaat naast haar zitten en geeft een hand. “Gefeliciteerd met dit feest,” zegt Kitty.
“Jij bent een mooi vrouwtje,” zegt de vrouw met een lach.
“En straks is er taart bij de koffie,” zegt Kitty.
“Jij hebt ook een mooi koppie,” zegt de vrouw. “Mooi koffie. Met suiker.”
“Gezellig is het zo toch? Met z’n allen aan tafel,” zegt Kitty.
“Ik ben blij dat jij bij me zit,” zegt de vrouw.
“Jij mag de jas aan,” zegt de zuster tegen een andere vrouw.
“Wat? nee! Dat doe ik niet. En ik vind het maar raar dat jíj zo binnenvalt,” zegt ze tegen Kitty.
“Ja, dat is ook zo,” zegt Kitty. “Maar ik kom niet met niks: ik kom zingen.”
“Nou toe dan maar,” zegt de vrouw gelaten.
Als ze het lied herkent zingt de vrouw vrolijk mee.
“Wil je de jas aan?” vraagt de zuster daarna.
“Kom maar op,” zegt de vrouw opgewekt. “We gáán!”
Feestje
Bladwijzer de permalink.