Op de gang tegenover de woonkamer zit een vrouw op een bankje.
“Kom maar hier zitten,” zegt ze tegen Kitty.
Ze wrijft over Kitty’s armen en zegt: “o wat warm.”
Dan wijst ze naar de woonkamer. “Daar zit mijn vader,” zegt ze.
Kitty en de vrouw lopen hand in hand de woonkamer in. De vrouw gaat naast een andere vrouw zitten en Kitty naast een man.
“Jullie kant is de dameskant,” zegt Kitty.
“Wat is nou een dameskant,” zegt de andere vrouw. “Een dame is het omgekeerde van een heer. En die bestaan niet.”
Kitty rolt een bal naar de vrouw.
“Hier komt een damesbal, van goud!” zegt Kitty.
De vrouw rolt de bal terug.
“Dat is geen goud, dat is geel,” zegt de man. “Weet je waar dat voor staat? Dat weet je niet. En dat ga ik je niet vertellen.”
“Wat geheimzinnig,” zegt Kitty.
“Dan is het vast een lelijk woord wat je niet mag zeggen,” zegt de vrouw. “Is de tweede letter een ‘i’?”
“Nee,” zegt de man, “het begint met een ‘h’. De kleur van haat.”
Op de gang begroet Kitty een vrouw. Ze steekt twee vingers in de lucht.
“Er zijn twee die pijn doen,” zegt ze.
“Krijg je daar verband omheen?” vraagt Kitty.
“Nee niks,” zegt de vrouw. “Het zijn kraaien hoor. En ik weet niet waar het van komt.”
“Het komt vaak van ouder worden,” zegt Kitty. “Ben je al oud?”
“Ja,” zegt ze. “Negen, iets met negen.”
“Zal ik je een knuffel geven?” vraagt Kitty.
De vrouw kijkt met stralende ogen en zegt: “ja! Daar zijn er zo weinig van.”
Goud
Bladwijzer de permalink.