Drie vrolijke vrouwen zwaaien als Kitty de gang weer op loopt. Verderop zit daar een vrouw alleen. De armen strak om zich heen. Ze glimlacht en wijst naar een kamerdeur.
“Dat ben ik,” zegt ze en klemt de armen weer om zich heen.
Kitty komt naast haar zitten en pakt haar hand. De houdgreep valt uit elkaar.
“Nu is daar niemand hè?” vraagt Kitty.
“Iedereen is dood,” zegt de vrouw. “En nu ben ik de oudste.”
“We hebben de oudste én de jongste vandaag,” zegt Kitty en geeft het konijn aan de vrouw. “Deze is piepjong.”
“O! Dat is lief!” zegt de vrouw. “Die zet ik hier neer.”
Kitty neemt het konijn over en geeft de vrouw de kikker.
“Haha, die voetjes,” zegt de vrouw.
Het konijn en de kikker kijken naar elkaar. Dan bewegen ze, in slow motion. Steeds dichter naar elkaar toe. Tot het konijn de kikker omhelst.
“En zo komt het toch goed,” zegt Kitty.
De vrouw glimlacht. “En nu ga je weer? Tot de volgende keer!”
In een woonkamer zit Kitty naast de man met de krant. Kitty pakt zijn hand en deze knelt als een bankschroef om die van haar. Af en toe kijkt de man naar Kitty en rolt met zijn ogen. Dan vangt Kitty zijn blik komt dichterbij, tot de neuzen elkaar raken. De man lacht en bladert verder.
“O!” wijst Kitty op een krantenfoto. “Die man daar is een grote oen.”
“Oen?” zegt de vrouw aan de andere kant van de tafel. “Oen kalkoen? Wat is oen?”
“Dat is iemand die alles verprutst,” legt Kitty uit.
“Is dat erg?” vraagt de vrouw. “Dat is níet erg.”
“Waarom niet?” vraagt Kitty.
“Als niemand het verprutst heb je ook niemand die het goed maakt,” zegt de vrouw.
“Ja, nu je het zegt… dankjewel voor die wijsheid!”
“Elke gek zijn eigen gebrek,” antwoordt de vrouw.
Hand in hand
Bladwijzer de permalink.