In de soep

image
“Ik had alleen broers,” zegt de vrouw, “en dat waren pestkoppen.”
“Dan moest je wel je mannetje staan,” zegt Kitty.
“Dat deed ik ook,” zegt ze, “dan zei ik: kom jij maar eens hier en donder op! En dan kregen ze allemaal een schop. Dan deden ze het niet meer.”
“Goed hoor dat je zo voor jezelf opkwam,” zegt Kitty. “En heb je nu verkering met een leuke man?”
“Nee,” zegt de vrouw, “daar ben ik nog niet aan toe.”
Met de vrouw zingt Kitty mee met de Zuiderzee ballade.
“Prima! Heel goed!” roept de vrouw na het zingen. “Daar ben ik geboren,” zegt ze.
“In de Zuiderzee?” vraagt Kitty. “Was je een vis?”
“Nee,” lacht de vrouw, “we hadden gewoon kleren aan.”
Aan tafel zijn de boontjes getopt. Een vrouw heeft een bakje vol puntjes.
“Gaan jullie deze lekker opknabbelen?” vraagt Kitty aan de vrouw met de bonenpuntjes.
“Nee, hiervan koken we soep,” zegt de vrouw. “Voor jou!”
Voor een andere vrouw zingt Kitty twee ogen zo blauw en de vrouw zingt een beetje mee als ze de tekst weet.
“Jouw ogen, die zijn pas blauw,” zegt Kitty tegen de vrouw.
“Nee- hee,” zegt de vrouw.
“Oh Ja- haa,” zegt Kitty en komt met haar gezicht vlakbij de vrouw.
Dan spert de vrouw haar ogen wijd open en gromt.
Kitty duikt angstig onder de tafel.
“Waar ben je nou,” zegt de vrouw en Kitty steekt haar neus boven de tafel.
“Aaah wat ziélig,” zegt de vrouw.
Kitty geeft haar een knuffel.
“Leuk hè,” zegt de vrouw gniffelend tegen de zuster.

Bladwijzer de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *