Ooievaar

De aardappelen zijn geschild voor de stamppot.
“Zonet zag ik een ooievaar vliegen,” zegt Kitty tegen de vrouw die ze geschild heeft. “Komt die ook in de stamppot?”
“Ja,” zegt ze, “stamppot ooievaar, lekker taai.”
“Komt zeker van al dat gevlieg met baby’s dat het zo taai wordt,” zegt Kitty.
“Dat is maar een kort stukje,” zegt de vrouw. “Die baby’s komen niet van ver.”
Ze kijkt even in de gang en zegt: “daar staat een hok met tralies.”
“Dat zal de ooievaar dan zijn,” zegt Kitty. De vrouw vermoedt het ook.
“Hello Lady,” zegt een andere vrouw tegen Kitty.
“Hallo majesteit,” groet Kitty terug.
“Dat wil ik niet zijn,” zegt de vrouw.
“Majesteit wordt je ook niet gemakkelijk,” zegt Kitty.
“En wat ik zei, dat word je ook niet gemakkelijk,” zegt de vrouw.
“Daarvoor moet ik met iemand van adel trouwen,” zegt Kitty, “maar eigenlijk trouw ik liever met jou!”
“Maar ik ben al getrouwd,” zegt ze. Ze wijst naar buiten en zegt: “daar zag ik hem net. Hij ging in een plas water zitten, die domoor!”
“En daar ben jij mee getrouwd,” zegt Kitty verbaasd.
“Ja,” zegt de vrouw, “maar dat is al zo lang geleden…”
Er loopt een vrouw de woonkamer in die iets vreemds in haar kamer heeft ontdekt en Kitty gaat even bij haar kijken.
“Hier,” zegt de vrouw en ze wijst naar een damesjas aan de kapstok. “Er hangt hier opeens een hele grote jas.”
“Is die niet van jezelf?” vraagt Kitty.
“Zo’n grote jas? Nee die is van een man. Ik heb hem niet gezien, het ging zo vlug!”
De vrouw kan er wel om lachen. “Hij wist niet meer waar hij was,” zegt ze, “dat heb ik ook wel eens.”
“Als je nou nog wat groeit, dan pas je de jas,” zegt Kitty.
“Haha, denk je dat ik dat kan?” lacht de vrouw.
“In elk geval maak jij nog eens wat mee,” zegt Kitty.
“Ach het is ook niet erg,” zegt de vrouw. “De man heeft de jas later weer opgehaald.”