Er is een nieuwe vrouw op de afdeling. De vrouw zit op een stoel op de gang voor de deur van haar kamer.
“Sta je op wacht?” vraagt Kitty.
“Ja,” zegt de vrouw. “Ik wacht op mijn zoon. Hij kwam als eerste uit mijn buik.”
“Dan heb je vast een speciale band met hem,” zegt Kitty.
“Ik weet niet wanneer hij komt,” zegt de vrouw. “Ik hoop vandaag. Ze gaan de boel hier sluiten. Dan sta ik op straat. En ik heb nog geen dubbeltje. Waar krijg ik dan eten?”
“Ik hoorde dat het open blijft,” zegt Kitty. “Je kan blijven zolang je wil.”
Er sjokt een man voorbij. “O kijk!” zegt de vrouw zacht. “Die man daar ken ik. Ik zag hem in de Albert Heijn. Hij gaf me een schop. Wel godverdomme! riep ik. “Wat is de bedoeling,” zei hij toen. Nu is hij opgenomen.”
“Mag ik in je kamer kijken?” vraagt Kitty.
“Ja,” zegt de vrouw. Ze pakt haar trouwfoto. “Kijk, dat is mijn zoon.” Dan pakt ze haar tas. “Die heb ik meegenomen,” zegt ze zacht. “Er zit geld in.”
Kitty en de vrouw gaan terug naar de gang.
“Ik ga daar heen,” zegt ze. “Ga jij maar naar die andere mensen.”
Kitty en de vrouw zwaaien, waarna Kitty die andere mensen bezoekt.
De vrouw aan tafel ziet Kitty en trekt een eng gezicht. Kitty kijkt met een eng gezicht terug. De vrouw knijpt Kitty in de neus en Kitty knijpt in de neus van de vrouw.
Ze wijst naar haar neus en zegt: “die is ècht.” Dan naar de ukelele: “zing maar.”
Kitty zingt voor de vrouw en langzaam zakt haar kin naar de borst.
Kitty maakt haar weer wakker. De vrouw kijkt Kitty aan en trekt weer een eng gezicht. Kitty kijkt eng terug en geeft dan een hand.
“Tot ziens,” zegt de vrouw en zwaait tot Kitty uit het zicht is.
Opgenomen
Bladwijzer de permalink.