De vrouw laat Kitty haar zakdoek zien.
“Mooi hè,” zegt ze, “die is van mij: nummer twee staat erop.”
Ze veegt haar neus af en zegt: “die doet het goed!”
“Het is prachtig,” zegt Kitty. “En je naam staat erop.”
De vrouw vouwt de zakdoek dubbel. “Zo is die dicht, zegt ze. Dat heeft mijn vader bedacht. Maar nu is hij oud, tweehonderd denk ik.”
Ze kijkt door het raam en daar vliegt een duif langs.
“Oh, zag je die grote?” zegt de vrouw verbaasd.
“Hij vliegt de boom in!” zegt Kitty. “Wat is die duif enorm dik!”
“Ik zie het,” zegt de vrouw lachend.
“Ga je straks nog naar buiten?” vraagt Kitty. “Het regent nu wel.”
“Dan ga ik niet,” zegt de vrouw, “dan ga je dood.”
Aan tafel in de woonkamer eet een vrouw haar ontbijt. De vrouw pakt haar beker en Kitty pakt haar kopje en proost met de vrouw. Ze lacht hard: ha ha ha!
Kitty rolt een zachte bal naar de man aan de overkant van de tafel. Hij knijpt erin.
“Is die kapot?” vraagt Kitty en de man schudt zijn hoofd.
Kitty rolt nog een bal naar de man en deze rolt hij terug. En raakt Kitty’s kopje.
Kitty en een andere man juichen voor hem.
“Supergoed,” zegt Kitty en rolt hem opnieuw de bal toe. Hij mikt opnieuw en… raakt weer het kopje! Opnieuw wordt er hard voor hem gejuicht.
De man staat op van z’n stoel en loopt tevreden fluitend naar de gang.
Raak
Bladwijzer de permalink.