De vrouw in de rolstoel kijkt wantrouwend als Kitty haar vraagt of ze mag binnenkomen. Dan verschijnt er een lach op haar gezicht en de vrouw steekt een hand uit. Kitty hurkt tegenover de vrouw en pakt de hand. De vrouw tilt een been open duwt dan met haar voet Kitty omver.
Kitty ligt languit op de grond.
“Je hebt me gevloerd,” zegt Kitty. “Wat ben jij sterk!”
“Sterk,” zegt de vrouw, en ze kijkt naar Kitty.
Kitty blijft liggen.
Na een poosje trippelt ze met de rolstoel naar Kitty toe. Ze steekt haar hand uit en hijst Kitty overeind. Daarna rijdt ze weer naar achteren.
Kitty pakt een zacht beestje en gooit deze naar de vrouw. Ze lacht en gooit terug. Dit spel gaat een poos door en dan draait de vrouw zich om.
“Wat ben je mooi,” zegt de vrouw in de gang. Met haar handen tekent ze cirkels in de lucht en zegt: “je komt uit een andere omgeving. Ik dacht, kom je nu bij mij?”
Kitty geeft de vrouw een knuffel.
“Wat is dit leuk,” zegt de vrouw.
“Wat is dat voor leuk beest?” vraagt een andere vrouw.
Kitty geeft haar het konijn en de vrouw legt het voorzichtig op haar schoot.
“Ach wat ben je lief,” zegt ze en pakt het konijn bij de oren.
Ze zwiept het konijn in de rondte en geeft het een stomp.
“Dat vind ‘ie leuk!” zegt ze.
“Kom je wel eens weer?” vraagt ze dan.
“Ik kom gauw weer,” belooft Kitty.
Achter Kitty trekt een vrouw aan Kitty’s jurk.
“Ik ben verdrietig,” zegt ze.
Kitty geeft haar een knuffel.
“Als je weer komt, ben ik daar dan ook bij?” vraagt ze.
“Je hóórt erbij,” zegt Kitty en de vrouw glimlacht.