“O god, daar is ze weer!” zegt de vrouw tegen de nieuwe bewoner. “Met die neus. Ze komt hier áltijd als er koffie is en dan wil ze óók koffie.”
“Ik vind alles goed,” zegt de man. En Kitty gaat naast hem zitten.
“Zuster!” roept de vrouw. “Zij heeft nog geen koffie! Na de koffie moet je ophoepelen.”
“Ik vind alles goed,” zegt de man. “Oók een Cliniclown. Ik werkte in het circus.”
“Als leeuwentemmer?” vraagt Kitty en wijst naar het schrammetje op zijn hand.
“Nee, als wilde dierentemmer,” zegt hij. “Krokodillen en slangen.”
“Heb je nou je koffie op?” vraagt de vrouw. “Je zit weer te kletsen. Ja? Mooi, wegwezen.”
“O wat een grote ronde neus!” zegt een andere vrouw. “Er zit gelukkig niks in want dan valt je hoofd om.”
“Ja,” zegt Kitty. “Dat kan niet als je een dame bent.”
“Wij zijn van stand,” zegt de vrouw. “Rug recht, hoofd naar het plafond. Ja, en dan denk je: zó hoog, dat kan helemaal niet. Ben jij er één van Jan?”
“Nee,” zegt Kitty. “Jíj bent van Jan en Jan is van jou.”
“Hij heeft nog kuipzevels te koop,” zegt de vrouw. “Handgeborduurd!”
“Kan hij goed borduren?” vraagt Kitty.
“O ja, kruissteek, zigzagsteek en knobbelsteek.”
“En wat doe jij intussen?” vraagt Kitty.
“Prei zaaien en knollen trekken,” zegt de vrouw. “Lekker in de buitenlucht. Wat een mooie jurk!”
“Ja, we zijn allebei deftig,” zegt Kitty en staat op om de vrouw de hand te schudden.
Een andere vrouw steekt ook haar hand uit naar de vrouw, maar ze neemt die van Kitty aan.
“Neem me niet kwalijk mevrouw,” zegt ze, “maar adel eerst!”
Van stand
Bladwijzer de permalink.