“Hallo, ben je thuis?” roept Kitty in de deuropening. “Ik kom op bezoek!”
“Ja maar ik woon hier niet,” zegt de vrouw. “Hier woont mijn familie.”
“Dan bezoek ik je hier als je hier bent,” zegt Kitty. “Want je kan zo mooi zingen.”
Kitty zingt een paar liedjes met de vrouw.
“Ik was onderwijzeres,” zegt de vrouw. “Ik wilde ook wel eens wat met de kinderen doen.”
De vrouw begint opeens te lachen. “Je hebt zo’n leuke neus en strik,” zegt ze.
“Had je ook kinderen in de klas met zo’n neus en strik?” vraagt Kitty.
“Jawel hoor,” zegt de vrouw, “maar niet veel. Eén of twee.”
“Er staat niet veel in de krant,” zegt een andere vrouw. “Hier: ‘vogelpoep’.”
“En daar: ‘de Wolden’,” zegt Kitty. “Is dat iets?”
“Dat is aan het water,” zegt de vrouw.
“Heb je daar wilde dieren zitten?” vraagt Kitty.
“Nee, alleen een papegaai,” zegt de vrouw gniffelend.
“Aha, dan verklaart dat de vogelpoep,” zegt Kitty.
De vrouw knikt en vouwt de krant dan tot een vreemde vorm.
Kitty voelt aan de haren van een vrouw die sjoelschijven stapelt.
“Wat een woest wapperkapsel heb je,” zegt Kitty. “Dat golft zo mooi in de wind.”
Een andere vrouw kijkt ook. “Je hebt mooi haar,” zegt ze. “Het is lang.”
Een poosje later zegt ze het opnieuw en dan nog eens.
De vrouw laat de sjoelschijven voor wat ze zijn en gaat naar de verpleger.
“Ze zeggen allemaal dat ik mooi haar heb,” zegt de vrouw onzeker.
“En als dat niet goed voelt, heb je hier nog een knuffel ook!” zegt Kitty tegen haar en omhelst haar.
“Dankjewel,” zegt de vrouw, “dat vind ik leuk!”
De vrouw pakt Kitty’s hand en brengt haar naar de lift. Dan draait ze zich om en loopt terug naar de kamer.
Vogelpoep
Bladwijzer de permalink.