Waar ben je


Er zit een kleine vrouw in een rolstoel. Ze kijkt Kitty aan en steekt haar hand uit.
Kitty loopt naar de vrouw en pakt haar hand. Ze streelt de vingers en legt Kitty’s hand tegen haar mond. Kitty geeft haar een knuffelbeest. De vrouw laat die vallen en pakt Kitty’s hand opnieuw.
Kitty geeft de vrouw een kus op haar hand. De vrouw beweegt Kitty’ s hand opnieuw naar haar mond en geeft een kus.
Op de gang zit een man.
“Mooi hoor,” zegt hij. “Komt mijn dochter?”
“Ze komt gauw weer,” zegt Kitty. “Is ze geen lieve dochter?”
Dan komen de tranen bij de man. “Mijn dochter, mijn dochter,” huilt hij.
“Ik ben er nu,” zegt Kitty, “om muziek te maken. Om jou op te vrolijken.”
Kitty speelt een paar liedjes en de man dirigeert.
“Mijn dochter komt,” zegt de man daarna. “Volgende week.”
De vrouw met de rode trui doet haar ogen open. Glimlachend kijkt ze Kitty aan.
“Dat is mooi,” zegt ze.
“En jij bent mooi rood,” zegt Kitty. “Net als mijn neus!”
De vrouw lacht en trekt aan de knopen van haar rode trui.
“Die kreeg ik van mijn moeder,” zegt ze. Ze laat haar horloge zien. “Goud,” zegt ze. “Die kreeg ik van mijn moeder. Maar mijn neus is gestolen.”
“Wat!” zegt Kitty. “Is je rode neus foetsie?”
De vrouw knikt. “Die had ik van mijn moeder,” zegt ze. “Pas maar op met mooie dingen!”

Bladwijzer de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *