“Hoe ben jij zo mooi geworden?” vraagt de vrouw en ze geeft Kitty een dikke zoen.
“Bij de kapper,” zegt Kitty. “Het was wel duur.”
“Rijksdaalders denk ik,” zegt de vrouw. “Dat moet je maar niet meer doen.”
“Vroeger molk ik met de hand,” verteld de man.
“Ik geloof je,” zegt Kitty, “je spierballen zijn enorm.”
“En ik heb een lieve vrouw,” zegt de man.
“Maar wie is er de sterkste?” vraagt Kitty.
“Ik lag meestal bovenop,” zegt de man en lacht.
“Kom hier zitten,” zegt een andere vrouw tegen Kitty en tikt op de stoel naast haar. “Met die vieze jurk op de tafel vind ik niet hygiĆ«nisch.”
“Zie je die man,” wijst Kitty. “Dat is een aardige man.”
“Je mag niet wijzen,” zegt de vrouw. “Dan krijg je de doodstraf. Het moet eerst bewezen zijn of hij het echt is.”
“Ja,” zegt Kitty, “het moet wel de goeie zijn.”
“Daar zit een vrouw met mooi haar,” zegt Kitty.
“Het is heel mooi,” zegt de vrouw, “maar ik wil niet ruilen. Die vrouw daar heeft een zwart bandje om de linker pols,” zegt de vrouw. “Helemaal niet mooi. En wat heb jij daar!”
Kitty geeft het konijn aan de vrouw. “Wat kijkt ‘ie verwachtingsvol,” zegt de vrouw. “Je moet hem toedekken zodat we alleen de neus zien.”
Kitty verpakt het konijn in het servet van de vrouw en laat de rode neus naar buiten piepen. De vrouw moet er om lachen.
Kitty kust de vrouw op haar wang bij het afscheid.
“Wat is dat ontzettend lief!” zegt de vrouw.
Wijzen
Bladwijzer de permalink.