Kitty zingt met een vrouw die dol op zingen is. De vrouw zingt de tweede stem en doet dit loepzuiver. Dan valt er een derde stem in. Een heel harde. Die komt van achter een krant vandaan.
De krantenlezeres laat na het liedje de krant zakken en kijkt Kitty aan.
“Ga maar weg,” zegt de vrouw. “Ik vind er niks aan.”
“Mag ik nog even met je buurvrouw zingen?” vraagt Kitty. “Wij vinden dat leuk.”
“Dat is goed,” zegt ze. “En ik zing ook mee.”
Ze trekt de krant weer op en vanachter de krant zingt ze op luide toon mee met Kitty en de vrouw met tweede stem.
“Ik wil de hele dag wel met je zingen, zo mooi vind ik dat!” zegt de vrouw en geeft Kitty kusjes op beide handen.
“Het was wel leuk,” zegt de krantenlezeres, als Kitty vertrekt. Er is een klein lachje te zien.
Kitty loopt een kamertje binnen.
“Wat ben je mooi!” zegt de vrouw die bijna niks meer ziet. “Wat doe je híer? Ik zit hier maar wat.”
“Ik wil zomaar wat naast jou zitten,” zegt Kitty. “En ik zing ook.”
“Doe je dat zomaar?” vraagt de vrouw. “Dat is vreemd.”
“Ik zing bijvoorbeeld ‘ouwe taaie’,” zegt Kitty en speelt dat lied voor de vrouw.
“Dat doen ze nou altijd!” zegt de vrouw op strenge toon. “Altijd weer die ouwe taaie! Dat deed mijn vader op de harmonica en we zongen allemaal mee. Zo lang geleden!”
“Vind je het naar om het weer te horen?” vraagt Kitty.
“Iedereen zong het!” zegt de vrouw. “Dan liepen we met z’n allen in het donker over de dijk en iedereen zong ouwe taaie. Dat was geweldig,” zegt de vrouw en ze kijkt Kitty blij aan.
“Ik ben blij dat je het leuk vind,” zegt Kitty. “Dát was de bedoeling.”
“Het is leuk. Je moet wel weer eens komen,” zegt de vrouw.
Zingen
Bladwijzer de permalink.