“Hé Jodokus!” roept de man tegen Kitty.
Kitty knijpt zichzelf in de neus en zegt: “kwak kwak kwak.”
“O, ben je kwak kwak,” zegt de man, “dan ben ik Jodokus.”
“Wat ga je doen, Jodokus?” vraagt Kitty.
“Vanavond ga ik veel doen,” zegt de man. “Dan ga ik rennen. Op het dambord. De stukken vliegen in het rond!”
“Dan moet ik dekking zoeken,” zegt Kitty.
“Heb je de oorlog ook meegemaakt?” vraagt de man.
“Daar was ik niet bij,” zegt Kitty. “Daar zijn veel nare herinneringen van. Misschien moeten we het ergens anders over hebben?”
“Mijn moeder,” zegt de man. “Die had vierendertig kinderen.”
“Wat bijzonder,” zegt Kitty. “Ik wist niet dat dat kon.”
“Je weet niet waartoe mensen allemaal in staat zijn,” zegt de man.
“Jouw moeder staat volgens mij op nummer één,” zegt Kitty.
“En ik sta in de top tien,” zegt de man.
“Ik geloof dat jij ook op de eerste plaats komt,” zegt Kitty.
“Nou, dat vind ik onzin,” zegt de man. “Om daar nú al aan te denken.”
“Mag ik voor je zingen?” vraagt Kitty aan de vrouw.
Dat vindt de vrouw leuk en ze zingt mee.
“Wat ken je veel liedjes,” zegt Kitty.
“Ik ben ook al honderdzeven,” zegt de vrouw. “Vroeger zong ik op zondag op het stoeppie. Met mijn zus. We moesten vroeg naar bed. Maar dan gingen we onder het bed liggen. Dan kwam moeder en die riep: wie heeft dat gedaan! Mijn broer zei dat hij het had gedaan,” zegt de vrouw en lacht vrolijk.
“Wat een leuke familie heb jij,” zegt Kitty.
“Ja, mijn moeder zei: je krijgt een pak rammel. En dat heeft ze nóóit gedaan!”
Zoek dekking!
Bladwijzer de permalink.